banner

Met besten dank voor het handgeklap.

Dankwoord bij de uitreiking van de Literaire Prijs van de Stad Antwerpen aan het Centrum voor Tekstedities en Bronnenstudie (CTB).

Edward Vanhoutte

edward.vanhoutte@kantl.be


Dames en Heren,

Het is tegenwoordig bon ton in het literaire wereldje om niet te komen opdagen wanneer men een prijs wint, of te eisen dat er geen uitnodigingen worden verstuurd voor de plechtigheid. Wie hiermee denkt een nieuwe trend te kunnen zetten moet ik helaas ontgoochelen. De kampioen in het wegblijven van dergelijke huldigingen moet wel Stijn Streuvels zijn geweest. Geregeld won hij een Staats- of een andere literaire prijs, werd hij benoemd tot ridder, officier of grootofficier in een of andere orde, of werd hij gehuldigd voor een opmerkelijke verjaardag van hemzelf of van zijn lidmaatschap van de Koninklijke Vlaamse Academie bijvoorbeeld. En steevast bleef hij weg van dergelijke feestelijkheden en bedankte hij netjes met een briefje. Toen de Academie in 1941 een huldeviering organiseerde ter gelegenheid van zijn 70ste verjaardag bijvoorbeeld, bedankte Streuvels niet, zoals het protocol het wil, met een bedankingstoespraak, maar hij stuurde een kort briefje dat hij liet voorlezen in de plechtige vergadering:

"De vlaag is over...
Ben er echter gave en droog van onder gekomen, want ik zat veilig en goed opgeborgen
buiten 't gerucht in de stilte.
Nu hebben de dagen hun gewonen loop hernomen.
Met vriendelijken dank
van
Stijn Streuvels."[1]

Achteraf bedankte hij de Academie per brief nog eens voor de moeite van het feestvieren:

"Nu ik achteraf te vernemen krijg wat er gebeurd is op die heugelijke feestvergadering, vind ik het maar best er niet aanwezig te zijn, want met een jubilaris gelijk ik er een ben, zoudt ge niet veel genoegen beleefd hebben. Zulke dingen behoort men op verren afstand te vernemen, maar 't is er mij niet te minder dankelijk om."[2]

Dergelijke brieven met kleine anekdotes over grote schrijvers kan men samen met allerhande handschriften, typoscripten, dagboeken, verbeterde drukproeven etc. bij duizendtallen vinden in onze literaire archieven, bibliotheken en bewaarplaatsen. Alleen... niemand weet dat ze er zijn. De verantwoordelijkheid hiervoor valt niet af te schuiven op de archieven, bibliotheken en bewaarplaatsen die met de beperkte middelen en het wetenschappelijk personeel waarover zij beschikken het onmogelijke proberen na te streven: het inventariseren, bewaren, conserveren, uitbreiden, bestuderen en valoriseren van de respectievelijke collecties. Zowel m.b.t. het literaire als het muzikale erfgoed in Vlaanderen, bestaat er geen inventarisatie van het bezit. Een dergelijke inventaris is nochtans een eerste vereiste voor het opzetten en uitbouwen van een gecoördineerd en wetenschappelijk verantwoord archiefbeleid.

Het huidige cultuurbeleid stapt af van een "conservatieve" benadering van het cultureel erfgoed dat focust op het conserveren en het ontsluiten ervan, en plaatst een derde maatschappelijk zingevende dimensie in het centrum. In de recente beleidsbrief Cultureel Erfgoed wordt de vraag gesteld of we "niet eerst de gigantische achterstand op het vlak van de conservatie en ontsluiting moeten wegwerken, om pas daarna aan deze recente, zingevende dimensie te denken." En die vraag wordt negatief beantwoord:

"Nee, zegt het huidig beleid, we vertrekken van de actuele vragen en we gebruiken die als een breekijzer om op een gerichte wijze de andere dimensies aan te pakken."[3]

En in de woorden van minister Bert Anciaux zelf klinkt het:

"Nee, zeg ik, zonder een breed maatschappelijk engagement halen we die achterstand nooit in. De bevolking en de diverse overheden horen eerst te weten hoe het met ons cultureel erfgoed gesteld is en hoeveel mogelijkheden we nooit hard hebben gemaakt."[4]

Vanuit het debat over de cultuurparticipatie en de maatschappelijke positionering van de erfgoedsector kan dit – helaas misschien – op vele manieren geïnterpreteerd worden. Ik denk dat het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie dit van bij zijn ontstaan en voor de publicatie van deze beleidsbrief concreet heeft proberen in te vullen. Zonder te vervallen in wollig getheoretiseer over de immaterialiteit van het papieren erfgoed en de verschuiving van de historiciteit van documentaire archiefbescheiden naar een ruimtelijke functie, werd het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie op 1 augustus 2000 opgericht[5] als expertisecentrum op het vlak van de teksteditie en de ontsluiting van het literaire en muzikale erfgoed in Vlaanderen met de expliciete functie om dit projectgericht en vanuit een dialoog met de academische wereld, de archiefsector, en de literaire en de muziekuitgevers te doen.[6]

Twee maanden later – op 1 oktober – werd het coördinatieteam versterkt met 7 jonge wetenschappelijke medewerkers, meer dan de helft vers van de universiteit, die zich in dat eerste jaar bezighielden met de ontsluiting van het archief van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, de uitgave van de briefwisselingen van Peter Benoit, Stijn Streuvels en Raymond Herreman, de reconstructie van de boeiende geschiedenis rond de literair-artistieke beweging de Kapel, en het opstellen van thematische catalogi van het muziekoeuvre van de Vlaamse componisten Jules Toussaint de Sutter en Herman Roelstraete. Daarnaast werd er gewerkt aan een nieuwe uitgave van Roger van de Velde's De Knetterende Schedels, die straks verschijnt bij Nijgh & Van Ditmar, en een nieuwe leeseditie van De Leeuw van Vlaenderen die bij Lannoo zal verschijnen. Samen met de KANTL worden de Brieven van Pierken elektronisch uitgegeven en publiceerde het CTB dit jaar het boek Teksteditie Vlaanderen 2000.[7] Samen met het AMVC-Letterenhuis en de Universiteit Gent organiseerde het CTB een studiedag rond het editeren van brieven.[8] Verder werd er advies gegeven aan het Fonds voor de Letteren i.v.m. de subsidiëring van de uitgaven van Vlaamse klassiekers, en werkt het CTB concreet mee aan de realisatie van de DBNL – de Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren. Drie van onze vrouwelijke collega's zijn er zelfs nog in geslaagd om zwanger te worden, en de eerste CTBabies zijn ondertussen geboren.

Goed gewerkt, durf ik zelf zeggen, met een budget van 15,9 miljoen BEF en in een tijdspanne van 15 maanden.

Voor het huidige werkjaar staan, naast de afwerking van de editie van de correspondentie van Streuvels met zijn uitgevers, en het vervolg van het inventarisatieproject rond het Nieuw Vlaams Tijdschrift, ook vier nieuwe projecten op het programma: de editie van de correspondentie van Edgard Tinel, de inventarisatie van het archief rond het tijdschrift 't Fonteintje, de uitgave van de memoires van de vader van Peter Benoit en de ontsluiting van het archief van de Maatschappij der Nieuwe Concerten van Antwerpen.

De Literaire Prijs van de Stad Antwerpen voor het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie beschouw ik niet zozeer als de bekroning van 'een centrum', maar als een erkenning voor het culturele belang van het wetenschappelijk werk dat het CTB verricht, en een schouderklopje voor de medewerkers die vol jong idealisme een onbetaalbaar enthousiasme opbrengen voor hun werk: Cindy Holtyzer, Bart Nuyens, Bert Van Raemdonck, Britt Kennis, Inge Nevejans, Jan De Wilde, Joke Debusschere, Nele Verstraeten en Stijn Vanclooster, dit is jullie prijs. Hierbij wil ik alvast ook de promotoren van de projecten, het bestuur en de leden van de KANTL en de leden van de wetenschappelijke adviescommissie van het CTB bedanken voor hun belangrijke steun aan dit project.

Maar helaas dringt hun enthousiasme moeilijk door tot het kabinet van minister Anciaux. Op de begroting 2001 staat een bedrag van 12,9 miljoen BEF gereserveerd voor het werkjaar 2001-2002 van het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie. Aan het begin van de elfde maand van het jaar 2001 en de tweede maand van het werkjaar 2001-2002 van het CTB hebben we nog altijd geen subsidiebesluit ontvangen. Met heel wat puzzelwerk en budgettaire hygiëne zijn we erin geslaagd om de lonen en de werkingskosten van de maand oktober op te vangen. Het is vandaag vijf november en ik run een centrum zonder werkingsmiddelen. Geen geld om de lonen te betalen van de 6,5 full time medewerkers, geen geld om een brief te versturen, geen geld om de verplaatsingskosten naar de uitreiking van de Literaire Prijs van de Stad Antwerpen te betalen. Het mag dan al de trieste realiteit zijn van de traagmalende molen van de bureaucratie, maar daar voer je geen beleid mee. De ontsluiting van het Vlaamse muzikale en literaire erfgoed is dan blijkbaar toch geen beleidsprioriteit.[9]

(En dan begrijp ik Stijn Streuvels als hij nog maar eens bedankt voor nog maar eens een huldiging met de woorden "Best dat ik er niet bij was."[10])

Dit jaar heeft België zich, naar aanleiding van haar voorzitterschap van de Europese Unie, fantastisch gepromoot met een flitsende en bijzonder filmische clip in breedbeeld. Een Engelstalig acteur in maatpak raast door ons land met de bedoeling de kracht van België samen te vatten in enkele minuten beeld. Daartoe bezoekt hij verschillende plaatsen die hij met een euforische kreet omschrijft. Beeld, tempo, taal en muziek vormen één lofzang op ons land. Maar wanneer de acteur België prijst vanwege "its unique cultural heritage", staat hij niet in een kunststad, hij staat niet voor een monument, laat staan in een archief. Neen, we zien hem het culturele erfgoed van België aanprijzen... voor een visvijver.

Cultuur mag dan al jaren geleden een departement geweest zijn van het Ministère d'Agriculture – daarom bezit de bibliotheek van de Koninklijke Academie de volledige jaargangen van het tijdschrift Land- en Tuinbouw –, bij mijn weten is het visbestand van een natie of een gemeenschap niet iets waar het cultuurbeleid van wakker ligt, hoop ik.

Het cultuurbeleid moet zich wat onze branche betreft bezig houden met initiatieven te ondersteunen die de actuele betekenis van het literair en muzikaal erfgoed toegankelijk kan maken voor de gemeenschap. En dat kan maar als er een primaire zorg bestaat voor de betrouwbaarheid waarmee dit gebeurt. De ontsluiting, het behoud en het beheer van het erfgoed moet op een wetenschappelijk verantwoorde en professionele manier gebeuren zodat de cultuurparticipatie die hier rechtstreeks uit volgt zowel de cultureel geïnteresseerde burger als de gemeenschap, en de geïnteresseerde onderzoeker ten goede komt.

En dat professionalisme wordt niet betaald met literaire prijzen.

De Literaire Prijs van de Stad Antwerpen zal niet gebruikt worden om een openstaande factuur te betalen. Ik zal aan de adviescommissie van het CTB voorstellen om het geld dat aan deze prijs verbonden is te gebruiken voor het aanmoedigen van nieuwe projecten door jonge mensen. Het zou mooi zijn mocht het CTB met dit geld een jaarlijkse prijs voor teksteditie kunnen inrichten, waarmee een verdienstelijk afstudeerproject op het gebied van de teksteditie en de editiewetenschap aan één van onze Vlaamse universiteiten kan worden bekroond en in de aandacht gebracht.

Ik dank de Stad Antwerpen, de schepen voor cultuur Eric Antonis, de Jury en haar voorzitster Anna Luyten voor deze literaire prijs. U allen dank ik alvast met woorden die Streuvels schreef naar aanleiding van zijn afwezigheid bij zijn benoeming tot ridder in de orde van Sint Gregorius: "Met besten dank voor het handgeklap."[11]

Noten


© Edward Vanhoutte, 5 November 2001.
Speech of acceptance given on receiving the Literary Prize of the City of Antwerp on the award ceremony (November 7, 2001).

XHTML auteur: Edward Vanhoutte
Last revision: 15/11/2001

Valid XHTML 1.0!